De man, die al veertig jaar lang de allergrootsten uit de blues, jazz en rock naar onze contreien haalt sluit de openingsdag af. Hij at kreeft met Santana, dronk in Antwerpen pinten met John Lee Hooker, reed hopeloos verloren, toen hij Robert Plant en Jimmy Page een lift wilde geven. Bob Marley in Vorst? Hij zorgde ervoor. James Brown noemt hem 'brother' en Ray Charles vindt in hem de perfecte blanke versie van zijn zwarte zelf.
Dat hij ooit, in navolging van zijn zoon, op dit podium zou staan, was geen kwestie van 'of', maar 'wanneer'. Paul Ambach -want zo heet hij voor de burgerlijke stand- hoeft ook slechts met de vingers te knippen en de allerbeste begeleiders staan te trappelen om met hem mee het podium op te mogen en dat zal u dadelijk geweten hebben. De jongen van zeventig heeft de terechte reputatie pas met spelen te stoppen, als heel het publiek volkomen loos is gegaan. 'Boogie Boy's the name, music is the game', da's zijn leuze en je moet het meegemaakt hebben om de juiste woorden te kunnen vinden om het na te vertellen.